Domanda | Risposta | |||
---|---|---|---|---|
ik val jij/u valt hij/zij valt wij/zij/jullie vallen ik/jij/u/hij/zij viel wij/zij/jullie vielen hij is gevallen de/het/een gevallen ... vallend, vallende
|
Ze viel zo'n 10 meter naar beneden van een rots en kwam op haar hoofd terecht, schrijven de media.
|
|||