1. bleek
Het gerucht bleek vals te zijn.
Het bleek dat dit gerucht noch kop noch staart had.
Je ziet er bleek uit.
De zogezegd ophefmakend ontdekking bleek te berusten op vervalste meetgegevens.
Hij had haar nog maar gezien, en hij werd al bleek.
Het bleek dat hij haar vader was.
Dima paste het pak, maar het bleek te groot te zijn.
Toen hij het nieuws hoorde, werd hij bleek.
Je ziet bleek. Moet ik een dokter roepen?
Uit een recente enquête bleek dat de bevolkingsdichtheid in de metropool kleiner aan het worden was.
Ze zag zo bleek als een doek.
Wat scheelt er met je? Je ziet er bleek uit.
Hij bleek anders te zijn dan ik gedacht had.
Het meisje zag er zo bleek uit.
Uit het rapport bleek dat veel tieners verslaafd zijn aan alcohol.
Olandese parola "pale"(bleek) si verifica in set:
Top 300 adjectives in Dutch 51-100