1. gooi
Ik gooi een bal.
Gooi de bal terug naar mij.
Gooi dit tijdschrift niet weg.
Gooi uw geld niet door deuren en vensters.
2. gooien
met de deur gooien
Het was niet zo erg snugger van je om dat briefje weg te gooien.
Mijn vrouw heeft me opgedragen deze oude hoed weg te gooien.