1. gek
Je gek bent.
Zij en haar vrienden zijn gek op muziek.
Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg.
Dat is geen gek idee.
Je kan me niet voor de gek houden met een trukje als deze.
Bij ons is iedereen gek, zonder uitzondering.
Het is onbeleefd om in het openbaar je baas voor gek te zetten.
Ze zijn gek, die Madrilenen.
Gek!
Gek zijn is gezond.
Het heeft geen zin me voor de gek te houden.
Uiteindelijk werd de dichter gek.
Al te goed is buurmans gek.
De meeste mensen denken dat ik gek ben.
Veel meisjes zijn gek op deze zanger.
Olandese parola "szalony"(gek) si verifica in set:
300 określeń po niderlandzku 101 - 150TRUDNE SŁOWA