1. dorst
Ik heb dorst.
Hebben jullie geen dorst?
Tegen het einde van de excursie hadden we al erg veel dorst.
We hadden niet alleen honger, maar we leden ook dorst.
Hij zei dat hij honger had en voegde daaraan toe dat hij ook dorst had.
Ze hadden dringend iets nodig om de dorst te lessen, want ze verbleven al lange tijd in een hete woestijn.
Je moet altijd een appeltje voor de dorst sparen.
Ik heb dorst. Ik had graag een kopje koffie.
Olandese parola "spragniony"(dorst) si verifica in set:
Niderlandzki moduly