1. trots
Ik ben trots op jou.
Zijn trots weerhield hem ervan om hulp te vragen.
Iemand die erg trots is of hoogmoedig, krijgt gauw de bijbehorende ellende.
Ik ben zeer trots op mijn vader.
Ze is erg trots op haar postzegelverzameling.
Ze is trots op haar dochter.
Engeland is trots op zijn poëten.
Geluk maakt trots, ongeluk maakt wijs.
99 kopeke, verklaarde Dima trots. "Ik heb 99 kopeke nodig."
Ik ben trots op zijn eerlijkheid.
Hij kan trots zijn op zijn vader.
Hij is trots op zijn zoon.
Het dorpshoofd was een trots mens.
Zijn trots kan niemand overtreffen.
Olandese parola "dumny"(trots) si verifica in set:
300 określeń po niderlandzku 101 - 150przymiotniki part 1słówka zo gezegd 1 i 22. fier
Hij is fier dat zijn vader een vooraanstaande wetenschapper was.
Het is maar normaal dat hij fier is op zijn zoon.
Hij is fier, muzikant te zijn.
Hij was fier op zijn broer.
Ze kan terecht fier zijn op haar dochter.
Hij is fier op zijn ordelijkheid.
Ik ben altijd fier over mijn familie.
Ik ben fier op mijn schoenen.
Ze zijn fier over hun dochter.
De oudere geleek zo op haar moeder door haar karakter en aangezicht, dat iedereen die haar zag kon denken dat hij de moeder zag; ze waren allebei zo onaangenaam en zo fier, dat men er niet kon mee samenleven.
Ik ben fier dat ze van mij is.
Ze is fier op haar middelbare school.
Olandese parola "dumny"(fier) si verifica in set:
Nowa książka