1. saai
Hoe saai.
Jij bent wel de laatste persoon op de wereld die ik gekloond zou willen zien, je bent alleen al saai genoeg.
Het feest was heel saai.
2. dof
3. zacht
In de verte hoor ik het geluid van zacht ruisende wegen.
Ons blauwe beddengoed hoeft niet gestreken te worden en is heel lekker zacht; je verheugt je er 's avonds altijd al op om naar bed te gaan!
Ik begrijp niet waarom men het zacht teken in het Oekraïens alfabet verplaatst heeft; het leek mij veel logischer als het aan het einde kwam.
Slaap zacht, Sean.
De appels op de fruitschaal lagen er al zo lang, dat ze helemaal zacht en gerimpeld begonnen te worden.
Zijde is zacht en glad.