1. tranen
Ze riep naar hem, terwijl tranen over haar wangen rolden.
Haar ogen vulden zich met tranen.
Een zakdoek is bedoeld om je neus in te snuiten, maar je kunt hem ook gebruiken om je tranen mee af te vegen, of je kunt er een knoop in leggen wanneer je iets niet moet vergeten.
Tranen van blijdschap liepen over haar wangen.
Ik zie tranen in je ogen.
Ze barstte uit in tranen van vreugde toen ze het nieuws hoorde.
Ze barstte in tranen uit.
Dit lied is zo ontroerend dat ik er tranen van in mijn ogen krijg.
Ik kreeg tranen in mijn ogen toen ik de uien fijnsneed.
Ze huilde bittere tranen.
Tranen biggelden over haar wangen.
Droog je tranen.