1. net
Hij is net teruggekomen.
Ik wilde net een brief schrijven, toen hij thuis kwam.
In de kamer staan bedden, vastgeschroefd aan de vloer. Daarop zitten en liggen mensen in blauwe ziekenhuiskleding en net als vroeger met mutsjes op. Dat zijn de gekken.
En net als vele kleine steden in Engeland, heeft het nogal een lange geschiedenis.
In theorie ben ik net met wiskunde bezig.
Net als veel anderen, zal ze hem bedriegen.
Als niemand weet dat iets bestaat, dan is het ongeveer net zo, alsof het niet zou bestaan.
En zo hing Dima's vriend uit zijn kindertijd zomaar op, Dima - net als daarvoor - met 99 kopeke te weinig achterlatend.
Uw zuster heeft een adellijke blik, net een prinses.
Je ogen zijn net zo mooi als de armen van Venus van Milo.
Hij repareerde het net.
Ik had de bloemen geen water hoeven geven. Ik was er maar net klaar mee, of het begon te regenen.
Nicolas bedoelt dat de romanisering van het Cyrillische alfabet net zo mooi is als de zon, die de ogen verbrandt wanneer je ernaar kijkt.
Vroeger, toen ik nog op turnen zat, heb ik ooit eens mijn enkel verstuikt toen ik alleen een flikflak probeerde te doen. Ik had dat nog nooit alleen gedaan, maar ik durfde geen hulp te vragen, omdat ik net in een nieuwe groep zat en nog niemand kende.
Ze is een net van de universiteit afgestudeerde lerares.