1. rustig
Ze is beleefd en rustig, met een hart van goud.
Deze kamer is rustig.
Wij wonen in een rustige straat
Wie rustig gaat, gaat gemakkelijk.
Blijf rustig.
Hierna kan ik rustig slapen.
En zo zat hij op een keer aan het eind van de middag in de tuin te eten, toen een dame met een baret rustig in zijn richting kwam om aan de tafel naast hem te gaan zitten.
Zijn bevende handen ontmaskerden de leugen van zijn rustig gedrag.
In dit vreemde land zaten de mensen op de bushalte rustig op hun hurken op de bus te wachten.
Dit kind is vandaag zo rustig als een lammetje.
Wanneer ik mijn planten in huis water geef, word ik aangenaam rustig.
Winkelstraten zijn zeer rustig op werkdagen.
Rustig a.u.b., wij zullen u helpen.
Wat er ook gebeurt, blijf rustig.
2. kalmte
Kalmte zal je redden.
Niet te vlug: beslis in alle kalmte.