1. indruk
Ik ben erg onder de indruk van je werk.
Zijn toespraak maakte indruk op de toehoorders.
Ik heb de indruk dat ik haar al ergens ontmoet heb.
Hij maakt een slechte indruk.
Grote kunst maakt echt indruk op de mensen.
Hij had nooit een gezonde indruk gemaakt, zelfs niet in zijn jonge studentenjaren.
De sollicitant gaf de afnemer van het sollicitatiegesprek een goede indruk.
Het was niet mijn bedoeling om je die indruk te geven.
Je krijgt nooit een tweede kans om een eerste indruk te maken.
Te veel kaderleden geven tegenwoordig geld uit dat ze niet verdiend hebben, om dingen te kopen die ze niet nodig hebben, om indruk te maken op mensen die ze niet eens graag zien.
Olandese parola "impressione"(indruk) si verifica in set:
Frasi olandese