1. bier
Heeft u ook bier?
Hij brouwde bier.
Hij drinkt zelfs geen bier, zwijg dus van whiskey.
Dit bier bevat 5% alcohol.
Bier alstublieft.
Hij was gewoon bier te drinken.
Hoe is de wijn en hoe is het bier?
Ik zou heel graag een koud glas bier willen hebben.
Hij begon zijn maaltijd met het drinken van een half glas bier.
Ik bestel liever bier.
In Engeland vroeg de kelner ons: hoeveel bier wilt ge? Een halve "pint" of een "pint"? Omdat we niet wisten hoeveel dat dan wel was, vroegen we hem de glazen te tonen.
Doe kalm aan met het bier.
Voor vier uur geen bier!
Ik ben bier wezen drinken met mijn vrienden.
Drink niet zoveel bier.
Olandese parola "sör"(bier) si verifica in set:
Dranken in het Hongaars