1. eer
Het is een grote eer hem te leren kennen.
Dat is haar eer te na.
Bezint eer ge begint.
Men moet geen mosselen roepen, eer zij aan de kaai zijn.
Hij had de eer voorgesteld te worden aan een groot schrijver.
Beter deugd zonder goud, dan goud zonder eer.
Geen eer zonder werk.
Het zal nog een tijdje duren eer hij er terug bovenop is.