1. niets
Ze zei niets.
In deze wereld kan niets zeker genoemd worden, behalve de dood en belastingen.
Je leeft niet in een land; je leeft in een taal. Jouw vaderland, dat is je taal en niets anders.
Het vereist wijsheid om wijsheid te verstaan: muziek is niets wanneer het publiek doof is.
Nieuwsgierigheid is niets anders dan ijdelheid. Vaker wel dan niet wil men kennis bezitten om erover op te scheppen.
Niets lijkt me tederder dan een oud koppel dat hand in hand door de straat wandelt.
Je kunt er wel spijt van hebben, maar daar schiet je nu niets mee op.
Ik voelde mij niet goed en ben naar het ziekenhuis gegaan, maar uiteindelijk was het niets ergs.
Altijd wanneer de schoolbel klonk, staarde Ivan kwijlend in het niets. Na verscheidene mislukte uitdrijvingen ontdekten zijn ouders dat hij een reïncarnatie was van een van Pavlovs honden.
Wist de Pakistaanse geheime dienst echt niets over waar de terrorist zich bevond?
Niets op de wereld is zo eerlijk verdeeld als het verstand: ieder meent dat hij er genoeg van bezit.
De vorige e-mail die ik stuurde was waarschijnlijk niet duidelijk. Je moet niets bevestigen.
Op dezelfde manier zou een Rus niets grappigs vinden aan een mop, waarvan een Engelsman niet bijkomt van het lachen.
Er zijn drie soorten onwetendheid: niets weten, slecht weten en niet datgene weten, wat nodig is te weten.
De tovenaar zwaaide met zijn toverstokje, en verdween in het niets.
Olandese parola "rien"(niets) si verifica in set:
frans H. 2 EFH Vocafrans voca e hoofdstuk 2FRANS A2 H2 VOCA EFrans H2, Bron E