1. goedkoop
Ons hotel is goedkoop.
Wow! Dat is goedkoop!
Deze eieren zijn goedkoop
Goedkoop is duurkoop.
Dat was niet goedkoop, wel?
Het is eenvoudig te maken en goedkoop.
Olandese parola "bon marché"(goedkoop) si verifica in set:
frans voca b hoofdstuk 2