1. intelligent
Ze is erg intelligent.
Carlos is intelligent en creatief.
Apen zijn intelligent.
Hij is niet minder intelligent dan zijn vader.
Hij is werkelijk heel intelligent.
Vergeleken met zijn broer is hij niet erg intelligent.
Deze jongen is intelligent.
Hij is mooi en intelligent.
Mijn zus is heel intelligent.
Ze is even intelligent als mooi.
Olandese parola "inteligente"(intelligent) si verifica in set:
Spaans hoofdstuk 62. slim
Jan is een slimme leerling.
Hij is slim.
Een man met de naam Slim is bij dat ongeval gedood.
Wel, het zou dan wel zo kunnen zijn dan hij slim is, maar hij maakt vaak fouten door niet op te letten.
Hij is niet zo slim als zijn broer.
Zij is echt slim, niet?
Hij leerde zo snel Chinees, iedereen zegt dat hij zeer slim is, dat hij echt een taalknobbel heeft.
Het was een waar genoegen de avond met een slim, grappig en mooi meisje als jou door te brengen.
Olandese parola "inteligente"(slim) si verifica in set:
Los adjetivos de personalidad en neerlandés