1. geschikt
Ik ben geen kunstenaar. Daar ben ik helemaal niet geschikt voor.
Esperanto is een levende taal, die zeer geschikt is voor internationale communicatie.
Ze denken dat hij niet geschikt is voor deze taak.
Dat boek is geschikt voor beginners.
Elke soort papier is geschikt.
Belegen kaas is geschikt als je een korstje op de ovenschotel wilt, maar als de kaas alleen moet smelten, kun je beter jonge kaas gebruiken.
Welke dieren zijn het meest geschikt als huisdier voor kinderen?
Het weer was geschikt om te oogsten.