1. Uitgenodigd
Ik ben uitgenodigd om naar het buitenland te gaan, maar ik wil niet.
Ik heb hen uitgenodigd voor het feest.
Mijn vrienden hebben mij uitgenodigd voor het avondeten.
Bijna iedereen was uitgenodigd.
Ik was uitgenodigd op hun huwelijksfeest.
Ik heb mijn buren uitgenodigd voor het avondmaal.
We hebben een romanschrijver en een poëet uitgenodigd voor het feest.
Ik ben uitgenodigd voor het middageten.
Ik heb hem hartelijk uitgenodigd, maar hij is nog niet gekomen.
U heeft uw vrienden toch ook uitgenodigd?
We zijn uitgenodigd voor het avondeten.
Met uitzondering van mij was iedereen uitgenodigd.
Ik werd door een oude vriend uitgenodigd.
Ik heb mijn vrienden uitgenodigd om te eten.