1. nummer
Je hebt het verkeerde nummer gebeld.
Kan ik uw nummer hebben?
Je kunt me op dit nummer bereiken.
Ik heb het nummer van de auto niet kunnen noteren.
Hebt gij het nummer van buiten geleerd?
Ik vrees dat u het verkeerde nummer heeft.
Wat is uw nummer?
Bedankt, zei Dima, terwijl hij het nummer draaide.
In geval van nood, bel mij op dit nummer.
Ik wil hem telefoneren, hebt ge zijn nummer?
Het nummer is 932 85 47, maar ik weet het kengetal niet.
Fax dit naar dit nummer in Tokio alstublieft.
Dima? vroeg de man die Dima "Al-Sayib" noemde. "Ik ken geen Dima. Sorry. Ik denk dat je het verkeerde nummer hebt."
Het nummer van mijn kamer is 5.
Naar welk nummer moet ik bellen bij een ongeval?
Olandese parola "number"(nummer) si verifica in set:
2000 Most Used Dutch Words (1/2)2. aantal
De Amazone heeft een groot aantal zijrivieren.
In dit land is het gemiddeld aantal kinderen per gezin gedaald van 2 naar 1,5.
Mike heeft een aantal vrienden in Florida.
Het aantal verkeersongevallen stijgt.
Ik heb Roemenië een aantal jaar geleden bezocht.
Een aanmerkelijk aantal studenten wil naar de universiteit gaan.
Ik heb het woord een aantal keer voor haar herhaald.
Het gemiddelde aantal zwangerschappen per vrouw is twee, in geïndustrialiseerde landen.
We hebben hier een aantal tasjes.
Het is altijd mogelijk om een aanzienlijk aantal mensen te verenigen in liefde, zolang er andere mensen overblijven om hun agressieve uitingen te incasseren.
Het aantal studenten dat naar het buitenland gaat studeren groeit ieder jaar.
Toon zoveel vingers als het aantal weken dat ge al ziek zijt.
Het aantal bezoekers wat hij noemt is sterk overdreven: er waren hoogstens zo'n 100 aanwezigen.
Wat is het aantal genodigden?
Het aantal muffins dat je krijgt, zal omgekeerd evenredig zijn aan het aantal keer dat je op IRC praat.
Olandese parola "number"(aantal) si verifica in set:
Engels groep 1Dutch through reading3. het getal
Olandese parola "number"(het getal) si verifica in set:
Getalen - Numbers4. het nummer
Olandese parola "number"(het nummer) si verifica in set:
Most common Dutch words 451 - 500