1. sport
Sommige mensen houden van sport, anderen niet.
Hij houdt niet alleen van muziek maar ook van sport.
Hij houdt van sport en ook van studeren.
Wat sport betreft is John erg goed.
Hij houdt niet van sport, en ik ook niet.
Ik vind voetbal mijn leukste sport.
Zij houdt erg van sport.
Hij houdt niet van sport, en ik evenmin.
Doet ge graag aan sport?
Hij houdt en van muziek, en van sport.
Mijn favoriete sport is voetbal.
Ik hou van sport.
Mijn nieuws is niet belangrijk voor diegenen, die zich niet interesseren voor sport.
Elke dag aan sport doen is onmisbaar voor een goede gezondheid.
Enkele studenten doen aan sport en verwaarlozen hun studies.
Olandese parola "αθλήματα"(sport) si verifica in set:
Sport in het Grieks