1. vreemd
Zijn verhaal is vreemd, maar geloofwaardig.
Er werd onlangs een vreemd zeedier gevonden.
Dat is vreemd.
vreemde talen, landen; dat is vreemd
Vreemd eten smaakt lekker.
Aan een vreemd lichaam voelt men geen pijn.
Majoeko heeft vreemd gedroomd.
Vreemd genoeg faalde hij.
Ik heb vreemd gedroomd afgelopen nacht.
Ik weet niets over hun vlucht naar een vreemd land.
Vreemd dat niemand ons kent.
Het is vreemd dat de postbode nog niet gekomen is.
2. bizar
3. vreemdeling
Ik ben een vreemdeling hier.
De vreemdeling spreekt Japans alsof het zijn moedertaal was.