1. heet
Ze heet Anna.
Marco's auto heet "Thunder Giant".
De aardappel was zo heet dat hij mijn mond verbrandde.
De zomerdagen kunnen heel, heel heet zijn.
Twee weken lang bleef het heet weer.
Giet geen heet water in het glas, of het zal barsten.
Zij heeft een zoon, die John heet.
Het is ongelofelijk heet en vochtig op Bali in december.
De geiser spuit om de twee uur heet water.
Heet je broer Aleksej?
Tijd voor een heet bad, en dan is het bedtijd.
Een man wiens echtgenote overleden is, heet een weduwnaar.
De soep wordt nooit zo heet gegeten als ze wordt opgediend.
Ik heet Kyril, aangenaam kennis te maken.
Het is ontzettend heet vandaag en ik heb niet echt zin om te leren.
2. gekruid
3. koud
Het is koud.
Het lijkt erop dat het deze zomer opnieuw koud zal zijn.
Het is maar tien graden, en hij loopt in een T-shirt buiten. Ik krijg het al koud als ik naar hem kijk.
Mijn gewrichten doen pijn wanneer het koud wordt.
Canada heeft een koud klimaat.
Wraak is een gerecht dat het best koud geserveerd kan worden.
Omdat het koud was, hebben we een vuur gemaakt.
Ik wil niet op de maan wonen. Overdag is het daar te warm, 's nachts veel te koud.
Een glas koud water is heel verfrissend bij zeer warm weer.
Ik voelde mij de hele nacht koud en ongemakkelijk.
Koud water, a.u.b.
Het concert was leuk, maar het was wel koud in de zaal.
Ik zou heel graag een koud glas bier willen hebben.
Iedereen, die Esperanto gebruikt of er voor werkt, is esperantist, en iedere esperantist heeft het volle recht in Esperanto alleen een eenvoudige taal te zien, een koud middel om elkaar internationaal te verstaan.
Ik heb koud aan de voeten.
4. Scherp
De vrachtwagen draaide scherp af naar rechts.
De tanden van een leeuw zijn scherp.
Het mes is niet scherp.